Aapjes kijken en dubbel zen

22 augustus 2017 - Ubud, Indonesië

Gewekt worden door de regen is een rare gewaarwording. Het water klettert van de hellingen af, het riviertje kolkt woest. Het is nog maar 6.30 uur, dus we mogen ons nog een keertje omdraaien. Geen druk programma vandaag. Heerlijk.

Om 9 uur schijnt de zon als nooit tevoren en druppelen de bomen nog wat na. We schuiven aan de ontbijttafel en bestellen allemaal de pancakes. Helaas voor Tygo en Merijn met slagroom en fruit, dus die laten de helft staan. Morgen maar duidelijker bestellen: pancakes without alle shizzle. Na het tandenpoetsen lopen we het centrum in. Eerst naar de watertempel Sariswati. Het ligt een beetje verscholen achter het Lotusrestaurant aan de Jalan Raya Ubud, een dikke vijf minuten lopen van ons hotel. Een typische tempel van rode bakstenen, gedecoreerd met houtsnijwerk en Balinese beelden. Om bij de tempel te komen volg je een smal stenen pad. De grote vijvers aan weerszijden zijn gevuld met lotusbloemen en waterhyacinten. Helaas staan ze nu niet in bloei, dus de geur denken we er maar bij.

Merijn heeft aan de rechterkant van de watertempel Starbucks gespot, en we drinken daar geweldige cappuccino. Met wat lekkers erbij voor Tygo en Merijn, om het magere ontbijt van vanochtend te compenseren. Bij het afrekenen is het even slikken: hier kun je een flinke avondmaaltijd voor ons vieren van betalen. We genieten er dan ook extra van. Fijn hoor, echte koffie na drie weken kopi tubruk. Vlak bij de watertempel staat het paleis van Ubud. Ondanks dat het nog steeds bewoond is, is het grootste deel van het paleis toegankelijk. Wanneer we over de muurtjes gluren (die zijn op Aziatische hoogte, lekker laag), zien we dat veel 'kamers' als het ware paviljoens zijn, alle muren ontbreken. Daar lig je dan op je sofa (die er gewoon staat), lekker naar buiten te kijken. Maar het is hier dan ook stukken warmer dan in Nederland. En zonder muren waait het lekker door.

Hierna duiken we de overdekte markt van Ubud in. Boordevol t-shirts, ringetjes, sleutelhangers, oorbellen, jurkjes, gitaartjes, nog meer kleren en nog meer prullaria. Ik koop een klein zilveren hangertje in de vorm van een kokertje dat opengedraaid kan worden. Voor de rest vind ik het niet noemenswaardig bijzonder. De heren zijn de markt snel zat, en we wandelen vlot weer naar buiten. Op naar Monkey Forest.

Aan het eind van Jalan Monkey Forest, in een klein dal, ligt een prachtig stukje tropisch bos met heilige bronnen. Naast de heilige reinigende bronnen zijn er in het bos drie tempels gebouwd. Een van de drie tempels is Pura Prajapati, de tempel van de dood. Net als ieder Balinees dorp heeft ook Ubud een tempel van de dood. Hier worden meerdere keren per jaar ceremonies gehouden om de doden te eren en vlak bij deze tempel vind je een kleine begraafplaats. Daar worden de overledenen tijdelijk begraven, tot de massacrematie die eens in de vijf jaar plaatsvindt.

Wij zijn hier niet zozeer voor de tempels, maar vooral voor de apen. De makaken (ik vind eigenlijk alleen de kleintjes leuk, de rest vind ik engerds) zijn er in overvloed (zo’n 600), de Apenheul is er niks bij. Merijn vindt een banaantje op de grond, houdt hem omhoog en de aapjes komen aangesneld. Een klein aapje klimt in Merijn, pakt het banaantje, maakt hem open, neemt een hap en springt weer weg. Merijn kan er geen genoeg van krijgen en pakt ook lege bananenschillen om de aapjes te lokken. Toeristen die er niet op verdacht zijn, raken hun flesjes water, oorbellen en zonnebrillen kwijt. Als je een gil hoort, weet je dat er een aap op iemand is gesprongen en iets buit heeft gemaakt. En ook al staan overal waarschuwingen, het gebeurt een paar keer voor onze neus. Wij bewaren de zonnebrillen en mobieltjes achter de rits, met de hand erop.

De temperatuur is flink opgelopen en het is inmiddels 13.30 uur. We ploffen neer bij een leuk restaurant met een menukaart waar je u tegen zegt. Qua prijs dan. Mijn soto ayam is er niet, en Ries weet ook niet zo goed wat hij moet bestellen. We staan op, zwaaien vriendelijk gedag en lopen naar het leuke kleine Italiaanse tentje waar we twee dagen geleden heerlijk hebben geluncht. Dat doen we nog eens dunnetjes over. Ries en ik genieten na met een Bintang, terwijl Tygo en Merijn  teruggaan naar het hotel omdat ze willen zwemmen. Op de terugweg naar het hotel koop ik heerlijke geurende handgemaakte zeepjes in een mooi blikje. Na thuiskomst douche ik snel, en daarna gaan Merijn en ik naar Nick’s spa voor een Balinese massage. Merijn vindt het erg spannend. We worden naar een kamer geleid, waarvan de achterkant open is en grenst aan een sawa. Allebei mogen we een weggooionderbroekje aantrekken, die maat XXXXL heeft. Maar hij past in elk geval. We gaan liggen en genieten van de warme handen van de Balinese masseuses. Op de achtergrond kukelt een haan en fluiten de vogeltjes. Dat is nog eens wat anders dan een cd met dolfijnengeluiden. In een mum van tijd is het uur voorbij. Ik vond het heerlijk, en Merijn glimt helemaal. Niet alleen van de olie, ook van genot. Dit wil hij wel elke dag. Het is duidelijk een kind van zijn moeder.

Nu wil ik eigenlijk niets meer. Alleen lekker zitten, mijmeren op het terras. We zien de mooie hotelmevrouw opnieuw offermandjes neerzetten voor onze kamer, en bij de verschillende altaartjes bij de rivier. Een Balinees offert twee keer per dag, ‘s morgens na het koken een offer met onder meer gestoomde rijst en groenten, en later op de dag een bloemenoffer als dank voor de harmonie. Er ligt dan ook weer een prachtig mandje op de trap voor onze kamers. Daarnaast zijn nog tal van speciale offermomenten denkbaar, bijvoorbeeld de dag dat er geofferd wordt voor alles van metaal zoals auto’s, computers, (brom)fietsen et cetera. Ik blijf het een fascinerend en mooi ritueel vinden. De geur van wierook vult onze neusgaten. Ik ben echt helemaal zen. Helaas wil de rest wel eten. Toch maar weer in de benen, en onder de douche spoel ik de massageolie af. Op naar een nieuw restaurant. Het wordt Il Giardino. Inderdaad, Italiaans. In een prachtige tuin, rondom een vijver genieten we allemaal van een andere pasta. Het is bijna 22.00 uur als we teruglopen naar Nick’s pension.

De moeheid slaat toe bij iedereen. Merijn is net als ik loom van de massage. We gaan lekker op bed liggen, nog wat lezen/op de iPad/op de telefoon, en dan is het lekker tukken. Morgen gaan we naar het laatste hotel van deze reis, in Seminyak. Gelukkig kunnen we tot zondag van het mooie Bali genieten. Dat gaan we heel hard doen.

Selemat malam!

Foto’s