Going south to Ubud paradise

20 augustus 2017 - Ubud, Indonesië

Onder een strakblauwe hemel lopen we naar het restaurant van Banyualit Beach voor het laatste ontbijt in Lovina. De eitjes worden gebakken en de omeletjes gemaakt. Ik doe me te goed aan de verse mango en watermeloen. Na twee koppen koffie gaan we terug naar de kamers, pakken de koffers in en checken uit. Vandaag brengt Tofik ons voor de laatste keer naar de plek van bestemming. Ubud in dit geval.

We zijn mooi op tijd bij onze eerste stop, de Pura Ulun Danu Bratan. De in de zeventiende eeuw gebouwde tempel is samen met Ulun Danu Batur een van de belangrijkste irrigatietempels van Bali. Het kratermeer Bratan is een belangrijke irrigatiebron voor centraal Bali en staat bekend als ‘het meer van de heilige berg’ omdat de omgeving zeer vruchtbaar is. Het ligt op 1.239 meter hoogte en het klimaat is daardoor koel. We merken het als we de auto uitstappen, na 20 meter rennen Tygo en Merijn terug naar de auto om hun jas op te halen.

De tempel is gewijd aan Dewi Danu, de godin van het water, rivieren en meren. De half hindoeistische, half boeddhistische tempel ligt op een klein schiereiland aan de westelijke oever van het kratermeer. Een enorme Banyanboom (onze ficus benjamina, maar dan 10 meter hoog met een stam van een paar meter doorsnee) overschaduwt de ingang van de tempel. Vanuit het water, tegen de achtergrond van hoge bergen, doemen de twee meru (torens) met drie verdiepingen (voor Shiva) en elf daken voor Vishnu en Dewi Danu op. De derde toren staat niet op het schiereiland, maar op het vaste land en heeft zeven daken, voor Brahma.

Even verder op aan het meer is een ceremonie aan de gang. We blijven op gepaste afstand staan, en kunnen niet zien wat er precies gebeurt. Er wordt muziek gemaakt en vlak bij het water zitten mensen bij elkaar. Geen idee wat ze precies doen, maar het ziet er indrukwekkend uit.

We stappen de auto weer in en doen de airco snel uit om op te warmen. Op naar de volgende activiteit: traplopen. Richard leidt Tofik via Google maps naar de Nungnung-waterval. Eentje die minder bekend is dan de Gitgit-watervallen, maar minstens zo mooi. Alleen is deze iets lastiger te vinden en te bereiken. Vol goede moed beginnen we aan de afdaling. We komen zwaar bezwete en bijna hyperventilerende mensen tegemoet die van de waterval naar boven zijn komen lopen. Oei. ‘Niks aan de hand jongens, jullie conditie is veel beter…!’ We dalen de trap af, die behoorlijk grote treden heeft. Na 500 treden staan we met trillende benen beneden en worden we nat van de fijne nevel die van de waterval komt. Het water stort van een hoogte van vijftig meter met enorme kracht naar beneden. Je kunt zwemmen in de buurt van de waterval, maar er te dicht bij in de buurt komen lukt nauwelijks door de stuwende kracht van het water. We blijven een tijdje kijken naar de oneindige waterstralen die maar blijven vallen. Wat een kracht!

En dan weer naar boven. Vooral Tygo, die spierpijn heeft van de capriolen die hij gisteren met Merijn uithaalde in het zwembad, heeft het er zwaar mee. Het kost twintig minuten om weer boven te komen. We zijn alle vier lichtelijk stuk. Gelukkig kunnen we een uurtje uitrusten voor we in Ubud zijn. Als we Ubud inrijden, zien we toeristen, allerhande winkeltjes, kunstgalerieën, restaurantjes en een gezellige drukte. Wat een verschil met Java!

Tofik zet ons af bij Nick’s pension, aan de rand van het centrum van Ubud. We nemen afscheid van Tofik en bedanken hem voor de goede zorgen en de veilige kilometers die hij ons heeft gereden. Hij rijdt terug naar Yogyakarta.

En zo bruisend als het centrum van Ubud is, zo betoverend rustig is de omgeving van het hotel. We lopen door de rijstvelden, trap op, trap af, naar onze kamers, die helemaal achterin gesitueerd zijn. We hebben twee kamers naast elkaar, met een veranda, in de jungle, aan de rivier. Echt ontzettend mooi. En als we het riviertje oversteken, staan we gelijk in het bruisende centrum van Ubud. Weer een klein paradijsje ontdekt.

Een goed restaurant is snel gevonden dankzij Tripadvisor. We gaan weer voor Italiaans, bij Warung Citta Ovest én onze eerste wijn in Indonesië. Niet zo’n succes die wijn. Indowines heeft gedacht een wijn, Plaga, te maken van geïmporteerde Australische en Chileense druiven, en te bottelen in Indonesië. We weten niet of het de Chardonnay of de Sauvingnon Blanc was, het proeft naar geen van beide. Wel ruiken we allebei heel duidelijk kokos, al proeven we dat niet terug. We wachten wel met de wijn tot we weer in Nederland zijn. Tot die tijd smaakt een Bintangbiertje ook heel prima.

We slenteren weer terug naar onze villa en ploffen neer in de zetels onder de overkapping. Zittend op ons terras, luisterend naar het geluid van de stromend rivier, de fluitende vogels, de tokkende tokeh en de tsjirpende krekels waan ik me wederom in paradise. Life is good.

Bye orang terkasih!

Maak je reisblog advertentievrij
Ontdek de voordelen van Reislogger Plus.
reislogger.nl/upgrade

Foto’s

1 Reactie

  1. Robbie:
    22 augustus 2017
    Het is weer geweldig .wat mooi,en de foto ,s,wat mooi.