Bomen in Bogor

2 augustus 2017 - Bogor, Indonesië

Om 8 uur staat ‘ie klaar hoor: onze chauffeur Tofik. Vandaag brengt hij ons naar Bogor. Ook al staat Bogor bekend als Kota Hujan (Regenstad) vanwege de meeste onweersbuien ter wereld, 320 regenbuien en 3.500 mm neerslag per jaar, vandaag is het wederom prachtig weer. De poncho’s laten we achter in het hotel.

Ons hotel staat helemaal aan de rand van Bogor, en het duurt door de eeuwige opstoppingen van motoren, busjes en auto’s een uur voordat we bij onze eerste stop voor vandaag zijn aangekomen: een werkplaats waar wajang-golekpoppen worden gemaakt. Een echt familiebedrijf, waar bapak (vader) en zoon het houtwerk snijden, verven en in elkaar zetten en ibu (moeder) de kleding voor de poppen maakt. De tweede zoon is de verkoper van de familie. We worden gefêteerd met thee en pisang goreng, maar al snel worden Tygo en Merijn aan het werk gezet. Ze mogen elk een houten hoofd van een wajangpop (Sitha uit het verhaal van Ramanyana, een Indiaas heldendicht dat wordt uitgebeeld met wajangpoppen) verven. Knutselen = knoeien, dus er worden snel kranten gehaald als de eerste druppels witte verf op Tygo’s schoen vallen. Tygo is snel klaar – Merijn verft net zoals hij eet, rustigjes aan. De wajangpoppen zien er, eenmaal klaar, prachtig uit en kosten per stuk maar liefst €45. Niet gek als je bedenkt dat het snijden alleen al vijf dagen kost. Uiteraard hoor je ze per stel te kopen, want dat brengt geluk. Gisteren hadden we voor €3,50 al een Sitha gescoord. En al ziet die er iets minder gelikt uit, we vinden hem stiekem mooier door het winkeltje en de oma waar we hem kochten. We bedanken de familie voor de gastvrijheid met een in koor uitgesproken ‘terima kasih’ en stappen weer in ons busje.

Om 10.15 uur rijden we de poorten van de Kebun Raya Bogor binnen. Deze ‘Grootse Tuin’ is in 1817 opgericht onder Nederlandse heerschappij en kreeg de naam ’s Lands Plantentuin te Buitenzorg. Het presidentieel paleis dat midden in de tuin ligt, was vroeger de residentie van de gouverneurs-generaal van Nederlands-Indië. Na de onafhankelijkheid werd het gebouw een paleis, het Istana Bogor, en de residentie van de eerste president van Indonesië, Soekarno. ’s Lands Plantentuin te Buitenzorg werd toen omgedoopt tot Kebun Raya Bogor.

We slenteren door de Botanische tuin, die maar liefst 87 ha groot is (en daarmee de grootste van het zuidelijk halfrond) met 16.000 verschillende planten en bomen. De reuzenwaterlelies op de vijver hebben een doorsnee van wel twee meter, een klein kind kan erin zitten en dan zinkt 'ie niet. Het paleis bewonderen we alleen aan de buitenkant. Het is erg rustig en koel in de tuin, je hebt geen idee dat het hierbuiten zo hectisch en druk is. Er zijn bijna geen buitenlandse toeristen, we zien vooral Indonesische studenten en prachtig gehoofddoekte dames in kleurrijke gewaden. Die mijn blote benen overigens erg lachwekkend vinden. Het is lunchtijd, dus besluiten we in het Grand Garden Café & restaurant wat te gaan eten. De menukaart is flink geprijsd – hier zitten dan ook vooral de buitenlandse toeristen. De lokale toeristen picknicken met zijn allen in de schaduw van de hoge bomen. Merijn geniet van een beetje Italië in Indonesië en bestelt spaghetti bolognese, Tygo gaat voor de Amerikaanse chickenwings, en Ries en ik kiezen voor de lokale nasi goreng en saté ayam.

We ontmoeten Tofik weer bij de ingang van de tuin en rijden naar een werkplaats waar ze gamelan-instrumenten maken. Die blijkt helaas dicht en daarom gaan we weer richting het hotel. De rest van de middag kunnen we zwemmen en relaxen, ook niet verkeerd. De afternoon snack is deze keer kue dadar, groene pannenkoekjes met kokossuiker. Hapjes waar ik heel blij van word!

’s Avonds dineren we voor de laatste keer in het restaurant van het hotel en eten alles schoon op, behalve de tofu. Ik vond het vroeger thuis al niet lekker (sorry mam, ligt niet aan je kookkunsten!), maar vind het nog steeds niet te hachelen. De rest van de familie is het daar van harte mee eens.

Morgen vertrekken we om 7.30 uur omdat we een lange reis voor de boeg hebben. We rijden via de Puncakpas naar Lembang (vlak bij Bandung). Zonder stops duurt die rit al minstens vier uur. Tijdens de rit bergopwaarts langs de vulkaan Pangrango zullen we vast vaak stoppen om te kunnen genieten van schitterende vergezichten over de oneindige rijstvelden en theeplantages én een lunch. Saya berharap!

Foto’s

5 Reacties

  1. Geert:
    2 augustus 2017
    Mooie verhalen hoor. Geniet ervan.
  2. Jeroen:
    3 augustus 2017
    Ziet er ook schitterend uit.
  3. Marijcke Marten:
    3 augustus 2017
    Wat mooi! Zo kan ik ook thuis met jullie meegenieten. Heerlijk hè het eten!
  4. Raymond:
    6 augustus 2017
    Tofu is inderdaad niet te eten... lekkerWel gezond zal oma zeggen
  5. Wim:
    23 augustus 2017
    Smakeloos die tofu. Gebruikte het vroeger wel bij gado gado maar nu alleen nog maar bij de vulling van loempia's o.a. met bamboe scheuten er bij. Wat een prachtig verhaal, snel verder lezen