Vijftig tinten groen, turquoise en helderblauw

7 augustus 2017 - Pangandaran, Indonesië

Na een mwah nacht (ik slaap elders nooit goed), zitten we na een heerlijke warme douche om 7.30 uur aan het ontbijt. Richard heeft trek en doet zich tegoed aan nasi goreng en omelet. Al blijkt na een half uurtje dat het daarbinnen nog niet koek en ei is. Toch vertrekken we, dankzij de loperamidepilletjes, om 8.30 uur richting Citumang in de Green Valley. Na een klein stukje hoofdweg gaat dat over in een weg waar je door de gaten en kuilen steeds minder hard kunt rijden. Dat is helemaal niet erg (behalve dat je er lichtelijk misselijk van wordt, okay), want we rijden door dorpjes, langs scholen en ontelbare sawa’s. Er wordt druk gewerkt aan de rijstoogst. Dat gebeurt hier handmatig. Mannen en vrouwen slaan de rijst uit de aren en verzamelen dat in zakken. Overal zie je wapperende doeken die boven aan twee stokken gebonden zijn en voor een beetje schaduw zorgen. Naast huizen en op open veldjes liggen kleden waarop de rijst ligt te drogen. Het is hier nog steeds erg vlak, dus we kunnen heel ver kijken. Bagus!

Nadat we in een half uur tijd flink door elkaar zijn geschud is het tijd voor meer actie. We zijn in Citumang dat in de Green Valley ligt. Iedereen krijgt een zwemvest aan en we lopen met gids Topek door de prachtige groene omgeving naar boven. Aan de linkerkant zien en horen we het blauwgroene water waar we straks doorheen gaan bodyraften. Topek loopt harder op zijn slippers dan wij, dus we zetten er flink de pas in om hem bij te houden.  Na vijftien minuten zijn we al boven. De slippers gaan in de tas van Topek en voorzichtig gaan we via de stenen het water in. Het is overduidelijk dat wij gewend zijn om op schoenen te lopen, en niet zoals Topek op blote voeten. Hij heeft gelijk grip op de gladde stenen en heeft totaal geen last van de scherpe randen van de grote stenen en de puntige losse steentjes bij en in het water. Ik loop ‘au au’ roepend richting het turquoise water. Wat is het mooi! We zien gelijk al de hoge rots aan de rechterkant, naast de ingang van een diepe grot. Zeven meter hoog. Met uiteraard niet een luxe trap met leuningen (zoals wij bule’s die graag zien), maar een natuurlijke trap van de wortels van de bomen. Merijn gaat eerst, en de rest volgt. Oi. Best hoog daarboven. Merijn laat mij wel even voorgaan, hij gunt mij de eer om als eerste te gaan ;-). De groep met acht Indonesische jongeren die al zijn gesprongen tellen heel hard ‘satu, dua, tiga’… en daar ga ik. Het duurt lang voordat ik het water raak…! Nu durft Merijn ook. Tygo en Richard klimmen ook naar boven en springen één voor één naar beneden. We gaan daarna verder de grot in waar het steeds donkerder wordt. Bovenin is nog een beetje licht omdat daar een verbinding met buiten zit.

We zwemmen tussen de visjes (die als je stilstaat gelijk aan je voeten gaan knabbelen, iew!) terug naar buiten. Even later springen we van een waterval af, die ongeveer drie meter hoog is. Beetje ver springen om niet op de rotsen terecht te komen, en daarna word je door de kracht van het water stroomafwaarts geduwd. Topek roept ons terug naar de waterval. We zwemmen er doorheen en komen in een heel lage grot terecht. Daar happen de vissen gelijk weer in onze benen, dus we blijven flink trappelen. Door de klaterende stralen van de waterval zwemmen we onze weg terug en drijven we vanzelf verder, totdat we bij een heel lang touw aankomen dat aan een boom hangt. A la Tarzan slingeren we één voor één het water in. We worden voortgestuwd door het water, en hoeven nauwelijks te zwemmen om vooruit te komen. We nemen nog een paar watervalletjes en tussendoor drijven we op onze rug in het turquoise water genietend van de omgeving en het uitzicht. Omringd door rust, een knalblauwe lucht en een enorm palet aan groen van de bomen, palmen en struiken. Wat vind ik dit mooi.

Via een heel smalle canyon waar we rustig kunnen uitdrijven, komen we terug bij het beginpunt. Tijd om op te warmen. We kleden ons om in een kamar mandi (badkamer) à 2.000 rupiah per persoon. Aansluitend eten we onze lunch van rijst, vis, tahu, tempeh en kip (beetje vroeg, het is pas elf uur) in een kleine warung.

Op naar de volgende stop: de Green Canyon. Na een uurtje rijden parkeert Tofik de bus bij de kade waar een paar perahu’s (prauwen) liggen. Tofik chartert een boot, een gids en een stuurman and off we go! Van het geluid van de motor van de boot kukelen we van schrik bijna in het water. Wat een herrie! De stuurman, die de motor met zijn rechtervoet bedient, moet hartstikke doof zijn. Voor op de punt zit de gids, die ook bij moet sturen op de smalle stukken. Het is wel het mooiste plekje op de boot – ik had er wel willen zitten. Wij zitten onder een afdakje waar je niet doorheen kunt kijken. Best lastig als je ver vooruit wilt kijken, want er is zoveel moois te zien. We hangen dan ook telkens links en recht flink buiten de boot.

Varend langs de groene jungle, doemen er steeds meer rotsen en rotswanden op. We spotten een kingfisher met knalrode en felblauwe kleuren, een varaan en gelukkig pas op de terugweg een joekel van een waterslang. Ondanks de takkeherrie van de motor doet het niks af aan de omgeving, want die is overweldigend mooi – ik kijk mijn ogen uit. Op een gegeven moment worden de rotswanden hoger en steiler en begint het te druppen: water stroomt in grote druppels van de wortels van de bomen die zich meters boven ons bevinden. De zon schijnt tussen de hoge wanden door en verlicht de donkere canyon op een sprookjesachtige manier. Mooi, mooi, mooi! Bij de onderkant van een waterval meren we aan met onze prauw. We trekken onze natte plunje van vanochtend weer aan (dat is charmant hannesen met een handdoek op een wiebelende prauw) , en klauteren daarna de stenen op. Aan de bovenkant van de waterval, helemaal aan de rechterkant gaan we het water in. Met een andere gids (zo hou je tenslotte iedereen aan het werk) zwemmen we tegen de stroom verder de canyon in. Als we terugzwemmen is het een stuk makkelijker omdat we richting de waterval getrokken worden door de stroming. Het is betoverend mooi, maar je koelt er wel flink van af. In onze natte plunje nemen we plaats in de prauw en beginnen we aan de terugvaart. Eenmaal aangekomen aan de kade, kleden we ons om in het toilet en lessen we de dorst met cola en verse jonge kokosnoot.

Als we de auto in stappen is die heerlijk warm, de airco mag uit blijven – eerst even opwarmen. Onderweg stoppen we bij de ATM voor wat cash. Nou ja, ‘wat cash’ is hier al snel 2.500.000 rupiahs. Fijn om na één keer pinnen miljonair te zijn.

Mooi op tijd zijn we terug bij het hotel. Na thuiskomst kiezen we voor de e-reader (Ries), wifi (de jongens) en de was (tja). Om 16.15 uur wordt de middagsnack (drie keer raden) geserveerd, drinken we met z’n vieren thee en bespreken we de eetplannen voor vanavond. Merijn wil weer focaccia, Tygo wil geen rijst, Ries wil geen verse vis op de vismarkt en ik wil niet koken. Omdat hier niet zoveel toeristen komen, staan er maar een paar restaurants beschreven op Tripadvisor. Ries en ik gaan richting strand om te kijken of we leuke restaurantjes kunnen vinden. Hoe druk het zaterdag was op het strand met locals zonder een enkele buitenlandse toerist tegen te komen, zo rustig is het nu. Sinds zondag zijn de locals verdwenen en komen de buitenlandse toeristen in kleine aantallen tevoorschijn (we tellen er een stuk of tien, maar het is dan ook al 17.00 uur). De Indonesiërs gaan vaak voor een dag of twee dagen in het weekend richting Pangandaran. Daar hebben ze best een enkele busreis van tien uur voor over. Heel Pangandaran stroomt dan vol met locals die allemaal tegelijk het strand op gaan, selfies maken, in die knipperende familiefietsen stappen, de stereo daarvan op tien zetten, en helemaal los gaan op zijn Indonesisch. In veel restaurants is live muziek en overal is drukte. Is het weekend voorbij, dan keert de rust in Pangadaran weer terug.

We komen een leuke strandtent tegen, waar we besluiten vanavond te eten. Eerst doen we het doucherondje en daarna slenteren we naar de Bamboo beachbar & resto. En ze hebben frites…! We gaan er allemaal voor, behalve Merijn. Die mist Italië zo, die neemt nogmaals spaghetti bolognese. Het zit er heerlijk. Door de aflandige wind is het er zelfs warm. De temperatuur is sinds gisteren gestegen, maar het is zeker nog steeds aangenaam. Al mag het voor mij best warmer hoor, geen probleem.

Eenmaal terug op de kamer zoeken we de spullen weer bij elkaar en pakken de koffers in. Morgen vertrekken we om 8.00 uur naar de Borobudur, een acht uur durende trip. Je kunt hem opsplitsen in 3 uur boot en 5 uur auto. Het was drie tegen één: de mannen willen de hele rit met de auto, ik wilde voor de afwisseling met de boot. Het wordt dus een nieuwe zere-konten-dag morgen. Tidak suka.

Sampai besok!

Foto’s

5 Reacties

  1. Geert:
    7 augustus 2017
    Wow mooi verhaal
  2. Lin:
    7 augustus 2017
    Wow!! Wat weer een mooie dag! X
  3. Robbie:
    7 augustus 2017
    wat een pracht daar,is dat een ijsvogel???,wat een mooie fotos.
  4. Evelien:
    7 augustus 2017
    En weer zo n mooi verhaal Je zou het naderhand kunnen bundelen Heb je een prachtig boek vol herinneringen van een geweldige reis Heel waardevol Je schrijft ook goed leest prettig weg Nieuwe roeping??? Reizen en daar verhalen over schrijven
  5. Raoul:
    8 augustus 2017
    Het is een prachtig land zo als je ziet. Geweldig mooie natuur en voor Angelique een mooie kennismaking met haar roots.